zaterdag 4 februari 2006

Mijn 'nee' tegen de EU-grondwet

Politici en commentatoren proberen onder aanvoering van EU-voorzitter Oostenrijk het Europa-debat weer op gang te krijgen na het Nederlandse en Franse 'nee' tegen de ontwerp-grondwet. Zelfs Wolfgang Amadeus Mozart - the sound of Europe - is door Wenen ingeschakeld om de Europese harmonie te stimuleren. Vaak zeggen de opinieleiders dat Nederlandse burgers tegenstemden uit protest tegen de ongebreidelde uitbreiding van de EU. Als overtuigd nee-stemmer krijg ik daarmee een veel te globale motivatie in de schoenen geschoven die de mijne niet is. Ik ben voorlopig voor het verwelkomen van nieuwe lidstaten.


Mijn nee-stem tegen het grondwettelijk verdrag werd ingegeven door iets anders: het absurdistische, onevenwichtige en onbruikbare karakter van de verdragstekst. Ik geef drie voorbeelden.




Artikel 227
stelt, simpel gezegd, dat het inkomen van boeren te laag is en verhoogd moet worden. Ik heb werkelijk niets tegen de ondernemers in de agrarische sector - wijlen mijn opa was er zelf één - maar zo'n artikel hoort niet in een grondwet die in principe voor onbepaalde tijd geldt. Wanneer het inkomen van een bepaalde beroepsgroep structureel te laag is, en wanneer dat als onacceptabel wordt ervaren, dan verhelp je dat met een tijdelijk reparatiewetje. Is de misstand definitief weggewerkt, dan trek je dat wetje in. Als het verhogen van het boereninkomen constitutioneel is verankerd, kunnen dwarsliggende agrariërs of parlementariërs letterlijk iedere Europese richtlijn en regel aanvechten met het argument dat het inkomen van boeren door zo'n richtlijn niet hoger wordt. Of het onderwerp nu iets met landbouw en veeteelt heeft te maken of niet, het boereninkomen kan steeds als grondwettelijk toetsingscriterium worden aangeroepen. Pas als dit absurde element uit artikel 227 weg is, wil ik een voorstem overwegen.


Een tweede voorbeeld is de bepaling, weggestopt in de protocollen achterin het verdrag, dat het Europees Parlement twaalf maal per jaar moet vergaderen in Straatsburg. De andere vergaderingen, die eufemistisch 'bijkomende zittingen' worden genoemd alsof het er maar een handjevol zijn, vinden allemaal plaats in Brussel. Best handig, want dat is de hoofdstad van Europa, waar ook de rest van het politieke apparaat is gevestigd. Doordat deze bepaling, nummer 6, deel uitmaakt van het grondwettelijk verdrag, zitten we tot in lengte van jaren vast aan het maandelijkse reizende circus van de maximaal 750 europarlementariërs en hun medewerkers. Dat komt weliswaar tegemoet aan het eergevoel van de Fransen, die er verder bekaaid afkomen wat de vestiging van Europese organen betreft, maar verder heeft deze parlementaire maandstonde geen enkele zin. Ik blijf tegen de grondwet zolang deze potsierlijke bepaling erin staat.


Het derde voorbeeld illustreert mijn ontevredenheid met de manier waarop de Nederlandse belangen worden gediend door deze grondwet. Artikel 424 regelt dat de Europese Raad maatregelen kan nemen ten gunste van overzeese gebiedsdelen van een van de lidstaten. Op grond van hun eilandkarakter, de grote afstand tot het moederland, de afhankelijkheid van slechts weinig inkomstenbronnen, en meer van zulke redenen, kan Europa ze de helpende hand toesteken, bijvoorbeeld met geld uit de structuurfondsen. Met name genoemd worden onder meer Franse eilanden als Guadeloupe, de Spaanse Canarische eilanden, en de Portugese Azoren. Staan daar de Nederlandse Antillen en Aruba ook bij, die in precies dezelfde moeilijke situatie verkeren? Nee. Den Haag mag wel een procedure starten om te vragen dat de Europese Raad dezelfde ultraperifere status toekent aan onze Caribische gebiedsdelen. De Franse, Spaanse en Portugese eilanden zijn op grond van hun vermelding in het grondwettelijk verdrag altijd verzekerd van hun status als ultraperifeer gebied, terwijl de Nederlandse eilanden afhankelijk zijn van de gunst van de Raad. Een grondwet waarin zo'n ongelijke behandeling wordt gecanoniseerd, vind ik onaanvaardbaar.


Hoe goed het document van Giscard d'Estaing en zijn Europese Conventie verder ook is - meer openbare vergaderingen, een kleinere Europese Commissie, een Europese minister van Buitenlandse Zaken - er zitten zoveel anomalieën en absurditeiten in dat het afgewezen Europese Grondwetsverdrag voor mij zo dood blijft als een pier. Daar kan zelfs Mozart niets aan veranderen.


Een verkorte versie van dit verhaal verscheen op 3 februari 2006 als ingezonden brief in NRC Handelsblad